atHet strottenhoofd
Het strottenhoofd (de larynx) ligt onder de keelholte en vormt de ingang van de luchtpijp. Het strottenhoofd is opgebouwd uit kraakbeen, spierweefsel en slijmvlies. De functie is enerzijds stemgeving en anderzijds slikken. In het strottenhoofd bevinden zich ook de stembanden. Aan het strottenhoofd worden drie delen onderscheiden:
- De glottis of stemspleet: dit gebied bevindt zich centraal in het strottenhoofd en bevat twee stembanden, gevormd door slijmvlies, spier en elastisch weefsel.
- De supraglottis (letterlijk: boven de stemspleet): dit gebied bevat verschillende weefsels waaronder de valse stembanden. Deze stembanden bestaan uit spier- en vetweefsel. Het strottenklepje of de epiglottis sluit dit gebied af.
- De subglottis (letterlijk: onder de stemspleet) (III): dit is het gedeelte van het strottenhoofd dat tussen de stembanden en de luchtpijp ligt.
Strottenhoofdkanker
Larynxkanker kan op alle drie de boven beschreven niveaus ontstaan. In Nederland zijn er 600-800 patiënten per jaar en komt stembandkanker het meest frequent voor. Tweederde van de patiënten zijn mannen. Als belangrijkste oorzaken gelden roken en alcohol. Stembandkanker wordt meestal vroeg ontdekt omdat patiënten hees zijn bij kleine tumoren. Tumoren boven de stembanden (supraglottis) worden minder snel ontdekt omdat deze pas klachten geven wanneer ze groter zijn. De klachten zijn dan: slikmoeilijkheden en verslikken, pijn in de keel, soms uitstralend naar een of beide oren, of het ophoesten van bloederig slijm. Een brokgevoel in de keel of een slechte adem kunnen ook voorkomen. Soms is een halskliermetastase (een zwelling in de hals) het eerste symptoom.
Na het onderzoek in de spreekkamer, waarbij meestal ook een video-opname van de tumor wordt gemaakt (stroboscopie), volgen verscheidene onderzoeken zoals:
- Longfoto, soms ook een CT scan
- CT scan van de hals
- Echo van de halsklieren, waarbij eventueel in enkele klieren wordt geprikt met een naald om cellen te onderzoeken (cytologische punctie)
- Bloedonderzoek, hartfilmpje (ECG)
De behandeling van strottenhoofdkanker kan bestaan uit een verwijdering middels de CO2 laser (kleine tumoren), bestraling (voor de meeste tumoren), een (partiële) laryngectomie soms gecombineerd met een (selectieve) halsklierdissectie en vaak gevolgd door radiotherapie. De revalidatie van de stem is een belangrijk onderdeel van de behandeling.
Behandeling
Tegenwoordig wordt in het Antoni van Leeuwenhoek (AVL) zoveel mogelijk gekozen voor een orgaan- en functiesparende behandeling. Dit betekent dat kleine tumoren met de CO2 laser worden behandeld (endoscopisch = via de mond). De patiënt kan dan 1-3 dagen na de ingreep (van 30-45 minuten) naar huis en snel zijn/haar normale activiteiten hervatten. Gedurende 1-3 dagen dient de patiënt stemrust te houden om de genezing te bespoedigen. De stem is uiteraard na een dergelijke operatie niet volledig normaal, doch na enkele weken neemt de heesheid duidelijk af. Slik- en pijnklachten zijn meestal minimaal. De opnameduur en de klachten hangen sterk af van de uitgebreidheid van de behandeling.
Bij de meeste tumoren wordt in het AVL gekozen voor radiotherapie. De duur en uitgebreidheid van de bestraling hangt af van de uitgebreidheid van de tumor en mogelijke halskliermetastasen. Meestal zal 5-7 weken, 5-6 maal per week worden bestraald. Bij de meeste patiënten is de bestralingsbehandeling afdoende. Na afloop volgen frequente poliklinische controles om de reactie van de tumor te beoordelen en de bijwerkingen te behandelen.
Wanneer een tumor niet reageert op de bestraling of na enige maanden terugkomt is de enige mogelijkheid over het algemeen een operatie. Dit kan zijn een partiële laryngectomie of een totale laryngectomie. Bij een partiële laryngectomie kan een deel van het strottenhoofd gespaard worden. Dit is alleen mogelijk bij vrij kleine tumoren. Bij grotere tumoren moet het hele strottenhoofd verwijderd worden. Ook wanneer de tumor initieel zo groot is dat bestraling hoogstwaarschijnlijk niet meer effectief is of wanneer de functie van het strottenhoofd na de bestraling onvoldoende is om te kunnen spreken en slikken, wordt gekozen voor een totale laryngectomie.
Totale laryngectomie (zie ook Rehabilitation)
Een laryngectomie houdt in dat het strottenhoofd volledig wordt verwijderd. Hierdoor ontstaat de situatie dat de luchtpijp wordt ingehecht op de huid laag in de hals (tracheostoma) en de slokdarm direct met de mond verbonden is. Eten blijft dus normaal mogelijk, spreken moet echter opnieuw worden aangeleerd, middels een stemprothese. De operatie duurt 2 tot 4 uur en wordt uitgevoerd onder algehele narcose. Tijdens de operatie is een infuus voor de vochttoevoer aangebracht en één of meerdere wonddrains. Een wonddrain is een slangetje om het wondvocht af te voeren naar een fles. Wanneer de operatie langer duurt (bijvoorbeeld waneer de halslymfeklieren meegeopereerd worden), wordt tijdens de narcose tijdelijk een urineslangetje (katheter) bij het plaskanaal ingebracht om een overvolle blaas tijdens de operatie te voorkomen. De urine wordt opgevangen in een zakje. De patiënt en zijn/haar familie moeten zich geen zorgen maken bij het zien van alle slangetjes. Het maakt allemaal deel uit van een routineprocedure om de patiënt te helpen snel te herstellen van de operatie.
Na de operatie
Meestal volgt na de operatie een korte (12-24 uur) observatie op de intensive care afdeling (IC).
Zowel op de intensive care als op de verpleegafdeling worden slijm en restjes bloed regelmatig uit de mond en luchtpijp gezogen om ophoping daar te voorkomen. De canule wordt meestal na enkele uren verwijderd, waarna een pleister met luchtfilter over het stoma wordt geplakt om ingeademde lucht te filteren en te bevochtigen. De patiënt krijgt vloeibare voeding via de voeding(neus)sonde. Het infuus wordt verwijderd wanneer de patiënt de voeding via de neussonde goed verdraagt en geen bloedtransfusie of medicijnen via het infuus nodig heeft. Meestal is dit de 2e of 3e dag na de operatie. Na 24 uur mag de patient starten met drinken van water. Indien dit goed gaat, wordt de neussonde verwijderd en mag een vloeibaar dieet gebruikt worden tot de 7e dag. Erna wordt het dieet uitgebreid tot gemalen voedsel en rond de 10e dag na de operatie is meestal een normaal dieet mogelijk. Alleen bij uitgebreide reconstructies blijft de neussonde langer noodzakelijk en kan de patient de eerste week alleen water drinken. Bij sommige patiënten (die een reconstructie hebben ondergaan) wordt eerst een slikfoto gemaakt. Dit is een röntgenfoto die gemaakt wordt na het drinken van witte contrastvloeistof. Als uit deze foto blijkt dat de slokdarm gesloten is, kan de neussonde eruit en wordt gestart met voeding door de mond.
Via de wonddrains wordt het vocht dat zich ophoopt bij de operatiewond weggezogen. De hoeveelheid vocht wordt gemeten en als er vrijwel niets meer uit komt worden de wonddrains verwijderd. Rond de 10e dag worden ook de hechtingen verwijderd.
De patiënt kan de eerste 10 dagen in het geheel niet spreken en het communiceren moet met behulp van pen en papier gebeuren. Na deze 10 dagen begint de spraakrevalidatie, waarbij de patiënt opnieuw leert spreken. De logopedist (spraak- sliktherapeut) zal de patiënt bij deze spraakrevalidatie intensief begeleiden.
Hoewel een canule (zie figuur) meestal niet nodig is, heeft het tracheostoma bij sommige patiënten de neiging tot krimpen. In die gevallen moet ’s avonds of continu een (siliconen) canule worden gedragen. De patiënt moet initieel dus elke dag (ook thuis) de canule even in het stoma passen om te controleren of het stoma niet vernauwt. De verpleegkundige leert de patiënt hoe hij/zij de canule en het stoma zelf kan verzorgen.
Gevolgen en complicaties
(Zie ook Rehabilitation en Flipbook.)
- Wanneer het strottenhoofd is verwijderd, vindt de ademhaling plaats via het tracheostoma. Ook bij hoesten komt slijm niet meer in de mond en kan niet weggeslikt worden. Het stoma moet dus regelmatig gereinigd worden. Hoesten verloopt ook minder gemakkelijk, omdat geen druk kan worden opgebouwd. Omdat niet meer via de neus wordt geademd, is de lucht erg droog en niet door de neus gereinigd. Hierdoor kunnen de longen geïrriteerd raken en meer slijm gaan produceren. Daarom is het dragen van een filter van groot belang.
- Omdat niet meer via de neus wordt geademd is ook de reuk, en vaak ook de smaak, verminderd. In het AVL is een techniek ontwikkeld om dit deels te verhelpen (“beleefd gapen” techniek). Vraag erna bij uw logopedist. Meer informatie kan gevonden worden in “Reukrevalidatie na totale laryngectomie: handleiding voor gelaryngectomeerden” .
- Het spreken kan niet meer met de stembanden. Vrijwel altijd kan een stemprothese worden geplaatst tussen de luchtpijp en de slokdarm waardoor spreken weer mogelijk is. Er bestaan verschillende uitvoeringen en maten. Meer dan 90% van de patiënten leert op deze manier weer spreken hoewel de stem meestal wat heser en zwaarder klinkt (stem- en spraakrevalidatie).
- Het slikken verloopt normaal en verslikken is in principe niet meer mogelijk.
Na de operatie kunnen ook complicaties voorkomen
- Wondgenezingproblemen met infecties en fistels (verbinding tussen de keel en de hals-huid) kunnen de opname sterk verlengen en maken soms een hernieuwde ingreep nodig. Om dit te voorkomen worden antibiotica gegeven en voeding via een neussonde.
- Nabloedingen zijn gelukkig zeldzaam, doch maken meestal een hernieuwde ingreep noodzakelijk.
- Wanneer een groot stuk van de schildklier is verwijderd of bestraald ontstaat frequent op de lange duur een hypothyroïdie waarvoor medicijnen noodzakelijk zijn.
- Wanneer er weinig slijmvlies in de keel over is of een strictuur ontstaat, kan de opening naar de slokdarm erg nauw worden waardoor eten kan blijven hangen en niet zakt. Oprekken van de slokdarm of een aangepast dieet (vloeibaar-gemalen) kan dan noodzakelijk zijn.
- Wanneer er een spasme ontstaat van de sphincter in de bovenste slokdarm, kan het praten erg moeilijk zijn. Wanneer logopedie niet helpt kan een aanvullende operatie of injectie met botuline toxine nodig zijn.
- De stemprothese heeft een beperkte levensduur (meestal 3-5 maanden). Bij lekkage moet ze vervangen worden. In uitzonderlijke gevallen ontstaan problemen met de tracheo-oesofageale fistel in de zin van atrofie, hypertrofie, infectie, etc. Hiervoor is extra zorg door de KNO-arts noodzakelijk.
Ontslag uit het ziekenhuis
Bij ontslag uit het ziekenhuis (meestal 2-3 weken na de operatie) streven we ernaar dat de patiënt zich, eventueel met behulp van huisgenoten, geheel zelf kan verzorgen en spreken. Ook de partner krijgt tijdens de opname op de afdeling instructie over verzorging van het stoma.
De huisarts wordt volledig op de hoogte gebracht over de operatie en het ontslag uit het ziekenhuis. In sommige gevallen volgt na ontslag uit het ziekenhuis nog een periode van poliklinische bestralingen.
Thuis uit het ziekenhuis
Na verloop van tijd zal de patiënt merken dat hij/zij de meeste activiteiten weer kan oppakken. Wel wordt geadviseerd het directe contact van het stoma, en dus de luchtpijp, met extreme koude of hitte, veel stof en prikkelende gassen en dampen te voorkomen. Dit heeft te maken met het feit dat de ingeademde lucht via het stoma direct naar de longen gaat en niet meer door de neus wordt gezeefd. Om de longen toch enigszins af te schermen wordt vanaf de eerste dag een “heat and moist exchanger”, een filter met pleister, voor het stoma geplakt (zie figuur hierboven). Door deze filters kan veelvuldig hoesten en slijmproductie worden verminderd. Bij lage buitentemperaturen is een col of sjaal aan te bevelen. Een hoge luchtvochtigheid (ca. 60-70%) houdt het slijm dun en voorkomt veelvuldig hoesten. Het is daarom belangrijk dat de lucht in huis vochtig blijft met bijvoorbeeld bakjes water aan de verwarming of een vernevelaar.
De patiënt dient er rekening mee houden dat water via het stoma rechtstreeks in de longen terecht kan komen. Daarom moet voor het douchen de douchekop zo ingesteld worden dat het water onder het stoma terechtkomt. Als de patiënt zijn/haar hoofd wilt afspoelen kan hij/zij met een holle hand of een nat washandje het stoma afdekken. Er zijn ook speciale voorzieningen in de handel zoals een douchebeschermer en bij het zwemmen een speciale snorkel. In overleg met de logopediste zijn deze via de Patiëntenvereniging HOOFD-HALS te verkrijgen. Om het spreken en de omgang met stoma en spraakprothese (stemprothese) te oefenen volgen poliklinisch meestal afspraken met de logopedie. Hier wordt ook de reuktraining gegeven.
Een moeilijke periode
Na de operatie dringt het bij de patiënt pas goed door dat hij/zij niet meer op de normale wijze kan spreken. De patiënt moet zich erop voorbereiden dat de sociale contacten na de operatie (tijdelijk) zullen verminderen en dat ook het uiting geven aan emoties in de huiselijke omgeving moeilijker kan zijn. Dit geeft aanleiding tot onzekerheid en vaak tot depressieve gevoelens.
De reuk en smaak kunnen blijvend verminderd zijn en eten gaat soms lastiger. Ook is men wat gemakkelijker vatbaar voor verkoudheid. Het opnieuw gaan werken kan soms een probleem zijn doordat de werksituatie is veranderd of zelfs doordat overplaatsing noodzakelijk is. Het kan helpen als de patiënt probeert voor ogen te houden wat hij/zij nog wel kan en wat wegvalt op een andere manier tracht in te vullen. Communiceren over dit soort zaken is belangrijk. De verpleegkundige poli, de Dienst Begeleiding en Ondersteuning, uw artsen en logopedisten kunnen soms hierbij helpen.
Ook het uitwisselen van ervaringen met een medepatiënt (lotgenoot) kan een enorme steun zijn. U kunt zich aansluiten bij onder andere: Patiëntenvereniging HOOFD-HALS.
Controle
In het algemeen is strottenhoofdkanker een goed te genezen ziekte. Er blijft echter altijd een kans aanwezig dat de ziekte terugkomt. Daarom worden na de behandeling gedurende vele jaren poliklinische controles uitgevoerd. De eerste jaren om de 2 à 4 maanden. Na 5 jaar wordt de reguliere controle gestaakt, doch zijn controles in verband met de stemprothesewisselingen wel nodig. Jaarlijks wordt bloedonderzoek (schildklier) en een longfoto verricht.
Hulpmiddelen na laryngectomie
(Zie ook Rehabilitation.)
Al snel na de laryngectomie zullen patiënten moeten wennen aan het gebruik van hulpmiddelen. De eerste dagen na de operatie zal dit voornamelijk gericht zijn op de verzorging van het tracheostoma en het gebruik van de pleisters en canules. De verpleegkundigen op de hoofd-halsafdeling (5e etage) nemen dit deel voor hun rekening. Zo gauw de wondgenezing dit toelaat, gaat de logopedist(e) met u oefenen om weer te leren spreken.
Uiteindelijk kan soms een zeer goed resultaat worden bereikt. Kijkt u hiervoor maar eens op onze pagina met filmpjes
Tijdens de ziekenhuisopname wordt een zogenaamd “startpakket” besteld, met daarin de benodigdheden voor de eerste weken.
Stomalampje
Een stomalampje is onontbeerlijk tijdens de verzorging van het tracheostoma en de stemprothese. Meestal is de stemprothese met behulp van het lampje en een spiegel goed zichtbaar te maken.
Knieboogpincet
Een knieboogpincet heeft een gebogen punt, wat het makkelijker maakt slijmresten en korsten uit het tracheostoma en eventueel de stemprothese te verwijderen. De pincet is gebogen zodat de hand niet het licht in het stoma belemmert.
Douchebeschermers
Er zijn twee typen beschermers, die ervoor zorgen dat er tijdens het douchen geen water in het tracheostoma komt. De blauwe Provox douchebeschermer past eenvoudig in de stomapleister. De rubberen douchebeschermer wordt achterin de nek vastgemaakt. Deze douchebeschermer bestaat in twee uitvoeringen: voor gebruik met canule (zonder tussenschot) en zonder canule (met tussenschot).
Schoonmaakdoekjes
Voordat de stomapleister kan worden geplakt, moet de huid rond het stoma worden schoongemaakt en ontvet. Het is belangrijk vóór het plakken van de pleisters de huid goed te laten drogen. Indien de huid geïrriteerd raakt bij het gebruik van deze doekjes, kan eventueel zeepvrije babygel worden gebruikt.
Borsteltje
Als slijm zich ophoopt in de stemprothese moet deze worden schoongemaakt. Meestal moet dit in ieder geval elke ochtend gebeuren, nadat de patiënt het tracheostoma heeft gedruppeld met een zoutoplossing (0,9% NaCl) en schoongemaakt. Het borsteltje moet nat gemaakt worden (onder de warme kraan) en draaiend in de stemprothese worden gebracht tot het blauwe ringetje de prothese raakt. Daarna wordt het borsteltje weer draaiend naar buiten gehaald. Zonodig schoonmaken en herhalen. Het borsteltje kan na reiniging hergebruikt worden. Bij schimmelovergroei kan het borsteltje ook in betadine jodium of nystatine worden gedompeld vóór het reinigen.
Het is belangrijk dat de positie van de stemprothese goed is na het schoonmaken (het ovale deel moet naar beneden wijzen) omdat dan het “afdakje” aan de kant van de slokdarm ervoor zorgt dat eten en drinken niet tegen het klepje aankomen, hetgeen tot lekkage kan leiden.
“Douche”
Als het schoonmaken van de stemprothese met het borsteltje moeilijk is, kan ook gekozen worden voor het schoonmaken met behulp van een “douche”. Een klein beetje water of zoutoplossing (0,9% NaCl) kan worden opgezogen door in het ballonnetje te knijpen. Het uiteinde kan in de stemprothese worden geplaatst en de vloeistof kan hier doorheen worden gespoten.
Plug
De stemprothese gaat lekken als ten gevolge van schimmelvorming of slijtage het klepje aan de slokdarmzijde niet meer goed sluit. De patiënt merkt dit doordat hij tijdens het drinken begint te hoesten, te vergelijken met verslikken.
De patiënt kan dan uitproberen of het vermijden van dun vloeibaar drinken lekkage voorkomt.
Helpt dit onvoldoende, dan kan de plug met behulp van de achterzijde van het borsteltje in de ventielstemprothese worden geplaatst. Na het eten of drinken kan de plug worden verwijderd, zodat spreken weer mogelijk is. De eerst volgende werkdag kan de patiënt het ziekenhuis bezoeken om de prothese te laten vervangen.
Befjes
Befjes zijn er in verschillende soorten (rolkraagbefjes en sjaalbefjes), materialen (katoen of synthetisch) en dikten. Evenals de gazen zorgen de befjes voor luchtwegbescherming (de mate van deze “filterfunctie” is afhankelijk van het type befje). Het gebruik van een befje kan het afsluiten van het tracheostoma makkelijker maken bij gebruik van de ventielstemprothese.
Bovendien onttrekt het befje het tracheostoma aan het zicht. Ook “gewone” sjaaltjes zijn voor dames overigens voor dit laatste doel geschikt, mits ze niet tegen het tracheostoma worden aangezogen. Moet een patiënt na de laryngectomie nog worden bestraald, dan zullen befjes vaak de enige wijze van bescherming van de luchtwegen zijn. Het dragen van de zogenaamde Tergal-befjes met optimaal beschermende functie is dan aan te raden.
Stomapleisters en -filters
In het algemeen worden stomapleisters en -filters van het merk Provox gebruikt. Andere merken zijn bijvoorbeeld Neo Naze en Free Vent. Het plakken van deze stomapleisters gebeurt pas als de huid rond het tracheostoma voldoende genezen is en de hechtingen zijn verwijderd.
Er zijn drie typen pleisters: “Regular”, “Flexiderm” en “Optiderm”, in twee vormen: “Round” en “Oval”.
“Regular” is de standaard uitvoering.
“Flexiderm” is soepel en is makkelijk om het stoma heen te plakken.
“Optiderm” is meer geschikt voor een gevoelige huid.
Van belang is een Optidermpleister eerst in de handpalm te verwarmen om het materiaal soepel te maken en de pleister in ieder geval 15 minuten te laten hechten voor te beginnen met spreken (in tegenstelling tot ongeveer 5 minuten bij de andere pleisters).
De ovale pleisters hebben de grootste plakrand, en zorgen voor de beste hechting. Bij een vlak tracheostoma kunnen de ronde pleisters ook goed voldoen.
De pleister kan het beste pas worden vervangen als deze loslaat, om huidirritatie te voorkomen.
Filters worden ook wel kunstneuzen genoemd en vervangen de filterfunctie van de bovenste luchtwegen (m.n. de neus), die door de laryngectomie verloren is gegaan. De kleine vochtdeeltjes die tijdens het uitademen op het filter terechtkomen, zorgen ervoor dat de lucht tijdens het inademen tevens enigszins wordt bevochtigd. Bovendien wordt de ademweerstand hersteld, hetgeen beter is voor de algehele longfunctie. Ook zorgt de filter ervoor dat de temperatuur van de ingeademde lucht verhoogd word in de richting van de lichaamstemperatuur.
Er zijn twee soorten filters: normaal en “High Flow”. In principe wordt gestart met de normale filters.
De filters kunnen makkelijk in het pleister worden geplaatst. In geval van hoesten en ophoping van slijm, kunnen de filters eenvoudig uit de pleister worden verwijderd en zo nodig vervangen.
Patiënten vinden het dragen van een filter vaak prettig, omdat er weer weerstand is tijdens het ademen, wat zij vóór de operatie ook gewend waren, toen de lucht via de neus- en keelholte werd in- en uitgeademd. Vinden patiënten het ademen met de normale filter te zwaar, of moet er lichamelijke inspanning worden geleverd, dan kunnen de High Flow filters uitkomst bieden.
Een filter mag maximaal één dag worden gedragen.
Siliconenlijm
Het kan voorkomen dat de pleisters erg snel loslaten (zeker tijdens het gebruik van een spreekklep). Om de hechting sterker te maken, kan siliconenlijm worden gebruikt. Tijdens het aanbrengen van de lijm rond het tracheostoma is het belangrijk ervoor te zorgen dat de damp zo min mogelijk worden ingeademd en dat er geen lijm in het tracheostoma komt.
Tevens moet 3-4 minuten worden gewacht voordat de pleister wordt geplakt en daarna nog eens 5-15 minuten voordat gestart mag worden met spreken om een maximale hechting te verkrijgen.
Voor het verwijderen van lijmresten kan een speciale lijmoplosser worden gebruikt. Pas op! Een lijmoplosser kan ook huidproblemen veroorzaken; neem bij twijfel contact op met uw arts of verpleegkundige.
Huidbescherming
De huid kan geïrriteerd raken bij het gebruik van pleisters en/of lijm en het reinigingsmiddel.
Enkele middelen die voor huidbescherming kunnen worden gebruikt zijn “Cavilon” (spray of “lolly”) van de firma 3M of “Skinprotector” van de firma Simcare. Deze moeten voor het plakken van de pleister op de huid worden aangebracht, beïnvloeden de plakfunctie niet, en zorgen ervoor dat de huid kan blijven ademen. Lees de gebruiksaanwijzing.
LaryTube
Is er sprake van krimpen van het tracheostoma, dan zal een patiënt ’s nachts en soms ook overdag een canule moeten dragen om het stoma open te houden. Spreken met de ventielstemprothese wordt dan veel moeilijker omdat de lucht de prothese niet goed kan bereiken. De LaryTube is een canule, gemaakt van zacht siliconenmateriaal. Op de plaats van de ventielstemprothese kunnen met behulp van een soort appelboortje gaatjes worden gemaakt, zodat de lucht de ventielstemprothese wel kan bereiken. Er zijn Larytube canules die met een bandje in de nek kunnen worden vastgemaakt. Een ander type (met de blauwe ring) past in een Provox stomapleister. Op beide canules passen de stomafilters, de Provox en de Blom Singer automatische spreekkleppen.
LaryButton
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom stomapleisters niet kunnen worden gebruikt. Als de huid rond het stoma erg gevoelig is, worden de pleisters niet goed verdragen. Om toch een filter of automatische spreekklep te kunnen dragen, kan een zogenaamde Lar
yButton worden gebruikt. Dit is een buisje van siliconenmateriaal in verschillende lengten en diameters, dat in het tracheostoma kan worden geplaatst. In deze LaryButton past tevens een automatische spreekklep (FreeHands HME, FlexiVoice HME, Blom Singer ASV). Het is bijzonder belangrijk dat deze LaryButton goed past. Als het hulpmiddel te groot is, ontstaat er druk op de stomarand, met mogelijk irritatie tot gevolg. Is de LaryButton te klein, dan blijft deze niet goed in het stoma zitten en kan uit het stoma glippen (vooral bij hoesten en gebruik van de spreekklep).
Vervanging van de prothese
De Provox stemprothese heeft een gemiddelde levensduur van 3-5 maanden, maar er kunnen vele variaties optreden. Een kortere levensduur van 6-8 weken en veel langere gebruiksperioden (tot 2 jaar) komen voor.
De belangrijkste reden voor vervanging is een niet te stoppen lekkage door de prothese heen. Zo nu en dan kan in beperkte mate lekkage optreden gedurende de eerste 2 weken na het inbrengen van een prothese. Dit probleem is vaak van tijdelijke aard en geen reden voor onmiddellijke vervanging.
Verwisseling van de prothese wordt uitgevoerd door de KNO-arts. Om te voorkomen dat u moet braken is het beste om 3 uur voor de vervangingsprocedure niets te eten. Dan is uw maag leeg. Gedurende deze procedure kan een geringe bloeding aan de randen van de fistel (gaatje tussen de luchtpijp en de slokdarm waarin de prothese geplaatst wordt) optreden. Dit is normaal en geen reden voor bezorgdheid. Aanhoudende bloeding dient u echter aan uw arts te melden.
Soms kan de prothese tijdens het slikken in de keel gevoeld worden. Dit is eveneens geen reden voor bezorgdheid.
In de volgende gevallen dient u contact op te nemen met uw KNO-arts:
- Bij lekkage treedt hoesten op wanneer vloeistof vanuit de slokdarm in de luchtpijp terechtkomt. Controleer hierbij of de vloeistof door de prothese heen loopt of erlangs. Lekkage door de prothese heen kan soms worden opgelost door de prothese te reinigen (door krachtig roepen terwijl u het stoma met uw vinger afsluit, of met behulp van de bijgeleverde borsteltjes of een wattenstokje). Wanneer dit geen resultaat heeft dient de prothese te worden vervangen binnen 1-2 dagen. Tijdelijk kan de plug worden gebruikt (zie hierboven). Lekkage langs de rand van de prothese kan een teken zijn van verwijding van de fistel.
- Indien uw prothese verstopt raakt kunt u deze reinigen. Lukt het niet de verstopping te verhelpen neem dan contact op met uw KNO-arts.
- Uw prothese kan verdwijnen doordat het slijmvlies over de prothese heen is geschoven of omdat u de prothese hebt ingeslikt.
- Bij blijvend ophoesten van bloederig slijm kan nader onderzoek gewenst zijn.
- Bij pijnklachten, benauwdheid of zwellingen in de hals en rond het stoma.