AIOS

Sinds 2006 heeft de afdeling Hoofd-halsoncologie en -chirurgie afdeling van het AVL een door de KNMG erkende stageopleiding Hoofd-halsoncologie voor arts-assistenten in opleiding tot KNO-arts of kaakchirurg. Arts-assistenten uit het Academisch Medisch Centrum (AMC), die al langere tijd hier hun oncologiestage lopen, vallen nu onder deze stageopleiding.

Folder download voor alle AIOS knmg.artsennet.nl

Zie ook: Taken arts-assistent

Specifieke leerdoelen en eindtermen

De stage hoofd-halsoncologie en -chirurgie biedt de AIOS hoofd-halsheelkunde van het AMC de gelegenheid om gedurende een periode van 4 maanden kennis en vaardigheden op te doen met betrekking tot diagnostiek, behandeling en revalidatie van hoofd-halsoncologische patiënten en patiënten met benigne hoofd-halstumoren.

Specifieke leerdoelen:

  • kennis van de hoofd-halsanatomie
  • onderkennen van de symptomatologie van hoofd-halstumoren en in staat zijn deze te diagnosticeren middels uitgebreid KNO (o.a. FLS, stroboscopie) onderzoek en met behulp van aanvullende diagnostiek (CT, MRI, PET, CP, biopt) te stadiëren (a.h.v. de TNM stadiëring) en op basis hiervan een behandelplan op te stellen
  • kennis hebben van de behandelopties, protocollaire richtlijnen en nuances en individualisatie hierin
  • beheersen van het onderzoeksprotocol halskliermetastasen van onbekende primaire tumoren
  • beheersen van het diagnostisch traject bij specifieke tumoren
  • op de hoogte zijn van en voorlichting geven over risicofactoren, op tijd onderkennen van psychosociale problematiek
  • zelfstandig stemprotheses kunnen wisselen
  • kennis van de indicaties voor radiotherapie, chemotherapie en chemoradiatie, en weet hebben van de beperkingen en bijwerkingen
  • participeren in multidiscipinaire samenwerking in de behandeling van hoofd-halstumoren (radiotherapie, logopedie, tandarts, oncologie, radiologie etc.)
  • voldoende expositie aan en assisteren bij hoofd-halsoperaties (onderzoek onder narcose, laryngectomie, commando, tracheotomie, parotidectomie etc.)
  • uitvoeren van biopsieën/excisiebiopten, onderzoek onder narcose en microlaryngoscopie
  • ervaring opdoen in het verrichten van tracheotomieën

Eindtermen:

Zie opleidingseisen besluit CCMS no. 3-2003 (PDF-file).

Opleidingsschema stage hoofd-halsoncologie en – chirurgie voor AIO’S hoofd-halsheelkunde AMC

Duur: 4 maanden

Weekschema*:

Ma 08.00–08.15 Algemene overdracht (Zaal 4)
08.15–15.00 OK
16.00–17.30 Multidisciplinair overleg (afdelingsproblematiek, voordracht nieuwe patiënten door AIOS, problemen polikliniek, voorbespreken OK programma)
Di 08.00–08.15 Algemene overdracht (Zaal 4)
09.00–12.30 Polikliniek (anamnese/diagnostiek, regelen vervolgafspraken inclusief correspondentie nieuwe patiënten, consulten ander specialisme, controles)
13.30–16.30 Idem
16.30 Preoperatieve screening OK patiënten
Wo 08.00–08.15 Algemene overdracht (Zaal 4)
08.00–16.00 OK, eventueel poli-OK in de ochtend
16.30–17.30 Algemene Multidisciplinaire Oncologische bespreking (DC Auditorium)
17.30 Preoperatieve screening OK patiënten
Do 08.00–08.15 Algemene overdracht (Zaal 4)
08.15–10.00 Grote visite
10.00–16.00 OK
Vr 08.00–08.15 Algemene overdracht (Zaal 4)
09.00–12.30 Polikliniek (anamnese/diagnostiek, regelen vervolgafspraken inclusief correspondentie nieuwe patiënten, consulten ander specialisme, controles)
12.30–13.30 Radiologiebespreking (1x/4 weken)
13.30–16.00 Terugkommiddag AMC

*Zie voor andere verplichte activiteiten ‘Activiteitenlijst Werkgroep Hoofd-Halstumoren’

Multidisciplinaire stages

In het stageopleidingsschema worden 2 dagen besteed aan radiotherapie en medische oncologie waartoe de stagist met de vertegenwoordigers van deze disciplines 1 dag in de kliniek ‘meeloopt’. Ook is een introductiestage radiologie van 1 dag inbegrepen.

Competenties van de hoofd-halsarts

Het CCMS Kaderbesluit beschrijft de algemene competenties van een medisch specialist en clustert deze in een zevental competentiegebieden. Algemene competenties gelden, zoals de naam al aangeeft, in meer of mindere mate voor alle medisch specialisten. In deze paragraaf wordt beschreven wat de competenties uit het Kaderbesluit betekenen voor het hoofd-halsspecialisme. Deze competenties krijgen later in dit rapport een themagerelateerde uitwerking waarbij de competenties worden geoperationaliseerd, zodat de AIOS ook op meer gedetailleerd niveau weet wat van hem/haar wordt verwacht.

2.3.1     Medisch handelen

De hoofd-halsarts bezit een brede kennis en heeft de beschikking over een breed arsenaal aan diagnostische vaardigheden die hem in staat stelt gegevens te verzamelen en te interpreteren. Hij heeft kennis van de normale anatomie en de (patho)fysiologie voor zover van belang voor de hoofd-halsheelkunde. Hij definieert een juiste hulpvraag en neemt een relevante en accurate (hetero)anamnese af. Hij verricht op adequate wijze het hoofd-halsonderzoek en vult dit aan met de noodzakelijke diagnostische ingrepen en overige procedures om gegevens te verzamelen, te analyseren en te interpreteren. Op basis daarvan stelt hij waar mogelijk evidence based de juiste therapie in. De operatieve vaardigheden van de hoofd-halsarts beantwoorden aan de algemeen aanvaarde eisen van dit moment. De peri-operatieve zorg is optimaal en de postoperatieve zorg heeft de grootst mogelijke aandacht; eventuele complicaties worden op de juiste wijze behandeld. Patiënt en familie worden op adequate wijze begeleid. De hoofd-halsarts herkent en handelt adequaat bij noodsituaties. Hij blijft kalm, handelt op de juiste wijze en weet goed zijn prioriteiten te kiezen.

2.3.2     Communicatie

Om een hoge kwaliteit van patiëntenzorg en een hoge mate van tevredenheid van patiënten te kunnen waarborgen, moet de hoofd-halsarts in staat zijn effectieve relaties te onderhouden met patiënten en hun omgeving. Dit houdt onder meer in, dat de hoofd-halsarts in voor de patiënt begrijpelijke bewoording de indicaties voor onderzoek en behandeling uitlegt. Ook vraagt de hoofd-halsarts om instemming waar nodig, overlegt over het beleid en checkt het begrip van de gang van zaken bij de patiënt en zijn omgeving. Deze hebben een eigen verantwoordelijkheid voor hun gezondheid en de arts spreekt hen hier op adequate wijze op aan. Goede communicatieve vaardigheden zijn essentieel voor het verkrijgen van informatie van de patiënt, het geven van informatie aan de patiënt en/of de familie en/of anderen in de directe omgeving van de patiënt. Daarnaast zijn communicatieve vaardigheden essentieel in het onderkennen van behoeften, verwachtingen, angsten en hoop van de patiënt en diens familie met betrekking tot zijn ziekte. De hoofd-halsarts besteedt bij doven en slechthorenden extra aandacht aan voornoemde aspecten van communicatie. ‘Informed consent’, zoals beschreven in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO), past geheel binnen adequate communicatie. Verder is de hoofd-halsarts verantwoordelijk voor een adequate verslaglegging en statusvoering, alsmede adequate en tijdige correspondentie. Hiertoe behoort een zorgvuldige overdracht van patiëntgegevens aan de medebehandelaar.

2.3.3     Samenwerking

De hoofd-halsarts werkt goed samen met de leden van de vakgroep. Er vindt regelmatig overleg plaats, zowel structureel als ad hoc. De werkafspraken zijn voor iedereen duidelijk. De hoofd-halsarts werkt in teamverband samen met verpleging, OK-personeel en polimedewerkers. De hoofd-halsarts respecteert hun vaardigheden en beperkingen en is in staat op juiste wijze te delegeren. Hij neemt deel aan interdisciplinair overleg met de andere specialismen en zorgt voor snelle en effectieve intercollegiale consulten. Hij schakelt op tijd en op correcte wijze (para)medische collega’s in. Hij zorgt voor adequate verwijzing, indien de diagnose, dan wel de behandeling van een bepaald ziektebeeld daarom vraagt. Dit veronderstelt inzicht in de grenzen van de eigen deskundigheid, maar ook bekendheid met afspraken en richtlijnen. De samenwerking met de eerste lijn is van groot belang. Er vindt regelmatig overleg plaats met het management van de organisatie. De verwachtingen over en weer zijn duidelijk. Van de hoofd-halsarts mag een bepaalde mate van managementparticipatie worden verwacht.  Diensten worden in goed overleg afgesproken en de bereikbaarheid voor de acute zorg, ook overdag, is goed.

2.3.4     Kennis en wetenschap

Deze competentie betreft niet het hebben van die kennis die noodzakelijk is voor het stellen van een diagnose of het opstellen van een behandelingsplan. Dit valt onder de competentie medische handelen.

Het gaat hier veel meer om het vermogen om klinische vraagstellingen te formuleren en doelmatig te zoeken naar de meest betrouwbare medische literatuur (evidence based medicine). Waar medische kennis snel veroudert, is de hoofd-halsarts gedwongen zijn kennis actueel te houden. Daarbij moet hij de literatuurgegevens op de juiste waarde kunnen schatten (critical appraisal) en een onderscheid kunnen maken in dat wat voor hem en de patiënt van direct belang is en wat niet. Van een medisch specialist mag daarnaast verwacht worden dat hij zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kan opstarten dan wel in staat is daaraan mee te werken. Hierbij verliest hij de medische ethiek niet uit het oog. In het kader van het hierboven gemelde heeft hij een open en kritische houding naar de farmaceutische industrie.

Niet alleen de theoretische medische kennis, maar ook de chirurgische hoofd-hals knowhow binnen de hoofd-halsheelkunde is aan verandering onderhevig. Nieuwe vaardigheden moeten verworven worden en bestaande ervaring moet onderhouden dan wel uitgebreid worden. Iedere hoofd-halsarts is op de hoogte van zijn precieze kennis en kunnen en is in staat een persoonlijk bij- en nascholingsplan op te stellen passend bij zijn leerbehoefte. Zijn attitude is er een van “life long learning”. Bij deze competentie hoort ook het leveren van een bijdrage aan het onderwijs aan (co)assistenten, indien aanwezig en overige medewerkers binnen de organisatie.

2.3.5     Organisatie

Om efficiënt en effectief te functioneren als hoofd-halsarts is het noodzakelijk dat hij zich inspant voor een goede organisatie. In feite functioneert de hoofd-halsarts als manager van zijn eigen werkzaamheden, maar ook van die van anderen. Besluiten moeten worden genomen met kennis van mogelijkheden en beperkingen binnen de ziekenhuisorganisatie. Er is een belangrijke relatie met de competentie samenwerking, in het bijzonder daar waar deze samenwerking is geformaliseerd. Wachttijden en uitloop van spreekuren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Assistentie wordt zodanig ingezet dat de kwaliteit van de zorg wordt verbeterd. Daar waar mogelijk is de hoofd-halsarts in staat te delegeren en te zorgen voor adequate feedback. Indien gewenst worden themaspreekuren ingesteld. Hij maakt optimaal gebruik van de mogelijkheden die ICT biedt. Bij acute medische problemen heeft de hoofd-halsarts een goed idee hoe adequaat en snel te handelen al dan niet op basis van (schriftelijk vastgelegde) afspraken. Daar waar nodig werkt de hoofd-halsarts mee aan initiatieven die van belang zijn voor de gehele ziekenhuisorganisatie. Onder de bekwaamheid organiseren valt ook de vaardigheid van de specialist om te zorgen voor een goede balans tussen patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling en een goede balans tussen werk en privéleven.

2.3.6     Maatschappelijk handelen

De hoofd-halsarts kent en herkent de determinanten van de verschillende hoofd-halsziektebeelden. Hij is zich bewust van de invloed van roken, het gebruik van alcohol en andere factoren op de gezondheid en vergroot het inzicht hier omtrent van de maatschappij in zijn geheel en de individuele patiënt in het bijzonder. Preventie van ziekte heeft de hoogste aandacht. Hij strijdt voor een goede toegankelijkheid van de zorg. Daarbij heeft hij oog voor het kosteneffect. Indien nodig vervult hij een rol in het maatschappelijke debat. Hij gaat zorgvuldig om met de media en spreekt bij voorkeur na overleg met zijn wetenschappelijke vereniging. Hij levert een bijdrage aan het verbeteren van de zorg door een actieve rol bij het opleiden van toekomstige collega’s.

2.3.7     Professionaliteit

De hoofd-halsarts levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze. Hij integreert op adequate wijze de hiervoor genoemde competenties. Hij is zich bewust van de invloed die een ziekte heeft op de patiënt en zijn omgeving. Hij stelt het belang van de patiënt centraal. Hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelingen en bewaart de juiste balans tussen persoonlijke en professionele rollen. Hij kent de grenzen van zijn competenties en handelt daarbinnen, dan wel schakelt andere deskundigen op adequate wijze in. Hij stelt zich toetsbaar op. Hij registreert op verantwoordelijke wijze zijn complicaties volgens de normen van zijn wetenschappelijke vereniging en participeert in het visitatiesysteem van diezelfde vereniging. Hij herkent ethische dilemma’s, heeft inzicht in de ethische normen en houdt zich aan de wetgeving. Hij is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie binnen de gezondheidszorg.

Inrichting van de hoofd-halsopleiding

Vorm en opbouw

Het domein van de hoofd-halsopleiding bestaat uit de keel-, neus- en oorheelkunde en de heelkunde van het hoofd-halsgebied. Doel van de opleiding is het opleveren van een competente hoofd-halsarts. Met dat doel voor ogen geldt, dat alle onderwijsinterventies tijdens de opleiding moeten bijdragen aan het verwerven en optimaliseren van die competenties waarover de hoofd-halsarts ten minste moet beschikken.

Deze vakspecifieke competenties staan op de themakaarten. (Zie bijlage G)

De vijfjarige opleiding hoofd-halsheelkunde bestaat uit een basisdeel van vier jaar en een differentieel gedeelte van één jaar. Van het basisdeel worden ten minste 24 maanden in A-klinieken (= universitaire hoofd-halsafdeling)  doorgebracht en de overige maanden in B-klinieken (= perifere hoofd-halsafdeling).

In de A-klinieken ligt het onderwijsaccent op de basisvaardigheden, basiskennis en subspecialisatie. In de B-klinieken worden routine en de diverse algemene competenties meer benadrukt. De opleiding krijgt grotendeels vorm middels werkplekleren, dat ingevuld wordt in overleg tussen AIOS en opleider in de vorm van stages. Een stage is een gedeelte van de opleiding dat wordt gevolgd bij een opleidingsinrichting en dat is omschreven wat betreft duur, inhoud en verplichte of facultatieve status. Naast werkplekleren wordt aandacht besteed aan theoretisch onderwijs.

Tijdens het differentiële gedeelte is de AIOS verplicht een opleidingsaccent te kiezen na overleg met de opleider en in overeenstemming met de toekomstige loopbaaninvulling. Hij kiest hierbij uit otologie, rhinologie, laryngologie of hoofd-halschirurgie. Daarnaast volgt hij facultatief ten hoogste twee van de onderwijsmodules sociale geneeskunde, diagnostiek en revalidatie, onderwijs, wetenschap. In het Specifiek Besluit van het CCMS staan nadere details.

Gedurende de opleiding kan naar aanleiding van een voortgangsgesprek, beoordelingsgesprek of een eindbeoordeling worden besloten tot een individueel geïntensiveerd begeleidingstraject. De AIOS krijgt dan aanvullende begeleiding tijdens een in tijd omschreven deel van de opleiding met als doel het herstellen van de vertraging in de competentieontwikkeling van de AIOS.
Schematisch overzicht van de inrichting van de hoofd-halsopleiding:

Uitgangspunt

Vorm

Opbouw

Output

4 jaar

1 jaar

competentie-profiel van de hoofd-halsartsvakspecifieke competenties
werkplekleren
Basis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

kbskbskbs

accentkaart  1         sta

kbs

accent  1

accententkaart sta

differentiatie

competente hoofd-hals-arts
theoretisch onderwijs Examen Collegium Chirurgicum; basisoriëntatie keel, neus- en oorheelkunde deel I en II cursorisch onderwijs cursorisch onderwijs(1 verplicht &max 2 facultatief)

Themakaarten

Voor opleidingsdoeleinden zijn negentiental thema’s benoemd die gezamenlijk het volledige hoofd-halsdomein omvatten. Een thema is te zien als een onderdeel van het hoofd-halsheelkunde specialisme waarin logisch samenhangende beroepsactiviteiten of beroepssituaties zijn geclusterd [1]. De thema’s staan beschreven op themakaarten (zie bijlage: G). Deze beschrijvingen operationaliseren de in een thema centraal staande competenties. De kaart vermeldt ook de Kritische BeroepsSituaties (KBS), vereiste kennis en kritische vaardigheden. De themakaarten geven richting aan het onderwijs, de toetsing en de beoordeling. In het basisdeel komen alle thema’s aan bod.

Te overwegen is een apart thema op te nemen dat handelt over praktijkvoering en management. In dit boek is er voor gekozen dat niet te doen, met als argument dat juist de integratie van de daaronder vallende competenties in de thema’s 1 t/m 19 een belangrijk onderdeel van de modernisering uitmaakt. Omdat expliciete aandacht voor diverse aspecten van praktijkvoering en management een nieuw fenomeen in de opleiding is, zijn in een aparte bijlage (zie bijlage F – Checklist praktijkvoering en management) diverse aandachtspunten op een rijtje gezet. Ook wordt hier in vermeld welke literatuur voor dit onderdeel beheerst dient te worden. De opleider en AIOS krijgen met deze checklist een extra mogelijkheid na te gaan of deze aspecten tijdens de opleiding voldoende aan de orde komen.

In de themakaarten wordt ook richting gegeven aan toetsing en beoordeling. Dit gebeurt aan de hand van het beschrijven van Kritische BeroepsSituaties, Kennis en Kritische Vaardigheden.

3.2.1     Kritische beroepssituaties (KBS)

De competenties komen niet in alle thema’s in gelijke mate aan de orde; er zijn themagebonden prioriteiten. Die prioriteiten zijn in kaart gebracht met behulp van casuïstiek. De geselecteerde casussen zijn zogenaamde kritische beroepsituaties (KBS-en).  Criteria bij selectie van casuïstiek:

  • de situatie is prototypisch voor de invulling van rollen (‘generaliseerbare eigenschappen’) en/of
  • het raakt de kern van het thema (‘hier draait het om’) en/of
  • er is sprake van risico (‘ingreep met risico’) en/of
  • een situatie die verplicht gekend moet worden, omdat als die miskend wordt de gevolgen ernstig zijn en/of
  • de situatie herbergt een bekende valkuil in zich (‘als die misser toch voorkomen kon worden’).

De gekozen situaties zijn exemplarisch en door de opleider en AIOS naar behoefte aan te passen met andere KBS-en. De KBS helpt de AIOS en de opleider te focussen op bepaalde competenties. (Zie tevens H. 4.2.3.)

3.2.2     Kennis en kritische vaardigheden

Verder zijn per thema de vereiste kennis en vaardigheden benoemd. De vaardigheden hebben voornamelijk betrekking op het competentiegebied Medisch Handelen. Een steekproef van kritische vaardigheden, die iedere AIOS uiteindelijk zonder meer moet beheersen, is bovendien opgenomen in de lijst Kritische Vaardigheden in bijlage E. De vaardigheden zijn zo gekozen dat verschillende vaardigheden zoals algemene handvaardigheid, microchirurgische handvaardigheid en “handeling” van complicaties en onverwachte incidenten een representatieve steekproef zijn uit het gehele vaardighedenpalet van de hoofd-halsarts. Door deze lijst regelmatig te gebruiken kan de ontwikkeling van de AIOS in de tijd gevolgd worden. Het staat de opleider en AIOS vrij naar behoefte vaardigheden toe te voegen.

De functie van deze lijst komt overeen met de functie van de KBS: focussen van aandacht voor onderwijs en toetsing. (Zie tevens H. 4.2.1 en 4.2.2.)


[1]           Het betreft hier een duidelijk begrensd (onder)deel met een semi-zelfstandige status.  Het begrip thema heeft voor de hoofd-halsheelkunde opleiding dezelfde strekking gekregen als het begrip module. Zie ook de voetnoot bij het voorwoord.

Thema 13    Oncologie

A.                 Beschrijving competenties

Competentiegebied De AIOS
Medisch handelen
  • heeft kennis van de chirurgische hoofd-halsanatomie.
  • heeft kennis van de symptomatologie.
  • verricht zelfstandig uitgebreid routine hoofd-halsonderzoek (fiberlaryngoscopie, neemt biopt onder lokaal indien geïndiceerd)
  • is op de hoogte van de mogelijkheden van aanvullende diagnostiek en kan deze beoordelen (CT, MRI, PET).
  • heeft kennis van de relevante pathologische anatomie.
  • verricht zelfstandig panendoscopie en is in staat tot een globale beoordeling van de uitbreiding van het tumorproces.
  • is op de hoogte van de TNM-stadiëring voor de verschillende localisaties, begrijpt de consequenties hiervan voor therapie en prognose.
  • heeft weet van de indicaties voor radiotherapie en is op de hoogte van de bijwerkingen.
  • is op de hoogte van de mogelijkheden, bijwerkingen van chemotherapie.
  • is in staat tot het verrichten van een cricothyrotomie en/of een percutane dilatatie tracheotomie en de daarbij behorende canulezorg.
  • heeft kennis van en is in staat tot adequate wondverzorging (drains, fistels) en begeleidt eventueel een alcohol onttrekkingsdelier na uitgebreide oncologische chirurgie.
  • brengt maagsondes in en vervangt stemprotheses indien nodig.
  • herkent recidief tumorgroei dan wel een tweede primaire tumor.
  • heeft kennis van palliatieve zorg; pijnbehandeling.
Communicatie
  • voert een slecht nieuws gesprek op adequate wijze en zorgt voor goede voorlichting over ziekte, behandeling en prognose.
  • zorgt voor adequate verslaglegging.
  • zorgt voor een snelle verwijzing (zonodig mondeling) en een uitvoerige schriftelijke overdracht van patiënt naar een oncologisch centrum.
  • begeleidt familie rondom de behandeling.
  • begeleidt actief bij het bestrijden van nicotine- en alcoholmisbruik.
Kennis en wetenschap
  • is globaal op de hoogte van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de hoofd-halsoncologie en beschouwt de resultaten volgens de principes van evidence-based medicine.
Samenwerking
  • werkt op adequate wijze samen met een centrum en maakt goede afspraken met dit centrum over follow-up.
  • overlegt eventueel met huisarts, kaakchirurg, chirurg.
  • neemt deel aan multidisciplinaire oncologiebesprekingen en zorgt voor adequate consulten voor andere disciplines.
Organisatie
  • maakt adequate afspraken met huisartsen, leden van de maatschap en andere specialisten over de verwijspatronen.
  • is in staat tot het maken van afspraken binnen een vakgroep over subspecialisatie.
Maatschappelijk handelen
  • heeft weet van orgaandonatie.
  • is op de hoogte van de risico’s van roken en alcohol en voert een actief ontmoedigingsbeleid.
Professionaliteit
  • levert patiëntenzorg op ethische, integere, betrokken en oprechte wijze, reflecteert op eigen handelen en is zich bewust van zijn kwaliteiten en beperkingen.
  • werkt, waar nodig, mee aan protocollen en systemen ter verbetering van de patiëntveiligheid.
  • houdt een complicatieregister bij en draagt zorg voor een regelmatige complicatiebespreking.
  • legt, waar nodig, verantwoording af.
  • is op de hoogte van de wetgeving betreffende euthanasie.
  • is op de hoogte van de wetgeving betreffende euthanasie en handelt conform de wettelijke principes van de WGBO.

B.        Toetsing

Thema 13. Oncologie (KPB, staat voor Korte Praktijkbeoordeling)

Kritische Beroeps Situatie

Medisch handelen Communicatie Kennis en wetenschap Organisatie Samenwerking Maatschappelijk handelen Professioneel gedrag
Patiënt aan wie wordt verteld dat hij een maligniteit heeft

KPB

KPB

Palliatieve begeleiding/zorg bij een terminale patiënt

KPB

KPB

KPB

KPB

Organisatie van het diagnostisch traject bij een patiënt met een verdenking op een hoofd-halsmaligniteit

KPB

KPB

Het geven van leefregeladviezen aan een patiënt met een nicotine- en alcohol- afhankelijkheid

KPB

KPB

KennisZie literatuurlijst Schriftelijke toetsingExamen chirurgische basisvakkenReferaatCAT (Critical Appraised Topic). PatiëntdemonstratiePapieren visiteGrote visite
VaardighedenKwalitatief en kwantitatief aspect

  • Fiberlaryngoscopie (25)
  • Biopt onder lokaal anesthesie (10)
  • Panendoscopie in narcose (25)
  • Tracheotomie en/of percutane tracheotomie (25)
  • Inbrengen maagsonde (10)
  • Vervangen stemprothese (10)
  • Slecht nieuws gesprek (5)
Vaardigheden kunnen worden getoetst met:KOVOSATS (Objective Structured Assessment of Technical Skills)Gesuperviseerde dissectieAantallen blijken uit schriftelijke rapportage
AIOS vindt zichzelf bekwaam en bevoegd voor dit thema………………………………………………………Opleider/supervisor vindt AIOS bekwaam en bevoegd voor dit thema……………………………………………