Chemotherapie

Bij de behandeling van hoofd-halstumoren met chemotherapie worden medicijnen (meestal via een infuus), toegediend die toxisch zijn voor de tumor. Hieronder worden de verschillende vormen van chemotherapie bij hoofd-halstumoren besproken. De behandeling wordt zowel poliklinisch als klinisch uitgevoerd, afhankelijk van het toegediende middel en schema en de conditie van de patiënt. De chemotherapie wordt in het Antoni van Leeuwenhoek (AVL) altijd toegediend onder toezicht van een medisch oncoloog. In het hoofd-halsgebied bestaan 3 verschillende toepassingen van chemotherapie:

1. Neoadjuvante chemotherapie

Hieronder wordt verstaan chemotherapie voorafgaand aan een operatie of bestraling. Dit wordt slechts zelden toegepast. Meestal bij grotere gezwellen waarbij wordt geprobeerd de tumor te verkleinen, zodat beter kan worden geopereerd of bestraald. Soms wordt dit ook in onderzoeksverband gebruikt.

2. Gelijktijdige of concomitante chemotherapie

Hierbij wordt de chemotherapie gelijktijdig gegeven met een andere behandeling, meestal met bestraling. Het doel is om het effect van de bestraling te versterken, bijvoorbeeld door de celdeling te remmen in een celdelingsfase waarin de cellen gevoeliger zijn voor de bestraling. Ook zal chemotherapie helpen te voorkomen dat cellen de bestralingsschade gaan herstellen. Daarbij houdt de chemotherapie ook z’n eigen celdodend effect. Concomitante chemotherapie is meer effectief dan neoadjuvante chemotherapie, maar heeft ook meer bijwerkingen. In het AVL wordt deze vorm van chemotherapie met cisplatinum bij grote tumoren ook intra-arteriëel toegediend. Hierbij wordt via de lies een katheter tot vlak bij de tumor gebracht om een zo hoog mogelijke dosis in de tumor te krijgen. Zie ook: Radplat. Met deze orgaansparende therapie is het vaak mogelijk om grote tumoren, die niet meer geopereerd kunnen worden, toch te genezen. In het AVL is veel ervaring hiermee opgedaan.

3. Palliatieve chemotherapie

Palliatieve chemotherapie kan worden gegeven als de tumor toch terugkomt in het geopereerde of bestraalde gebied of wanneer er uitzaaiingen (metastasen) optreden. Genezing is dan niet meer mogelijk. Het doel van de therapie is het verlichten van klachten en daardoor de kwaliteit van leven zo goed mogelijk te houden. Palliatieve chemotherapie bij hoofd-halstumoren werkt nooit genezend doch kan soms het leven verlengen of de kwaliteit verbeteren. De meest gebruikte chemotherapie bij hoofd-hals plaveiselcelcarcinomen is cisplatinum, een combinatie van cisplatin en een fluorouracil, of methotrexaat. Andere middelen worden vrijwel uitsluitend in onderzoeksverband gebruikt. De resultaten van chemotherapie kunnen nog steeds verbeterd worden. In studieverband wordt daarom voortdurend gezocht naar nieuwe en effectievere behandelingen en combinaties van behandelingen. Veel van dit soort studies worden fase 2- of fase 3-studies genoemd. Wat deze begrippen inhouden staat geschreven in de folder “Wetenschappelijk onderzoek bij kankerpatiënten” van het KWF Kankerbestrijding.

Bijwerkingen

Bij chemotherapie denken veel mensen direct aan bijwerkingen als kaalheid en misselijkheid. Deze verschijnselen treden echter lang niet altijd op. Of, en in welke mate bijverschijnselen voorkomen, is vooral afhankelijk van de soorten en de hoeveelheid cytostatica die een patiënt krijgt. Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen, andere mensen merken er bijna niets van. Voor alle duidelijkheid: of een patiënt wel of geen last krijgt van bijwerkingen hangt af van de soorten en de hoeveelheid cytostatica die hij krijgt, niet van de ziekte. De ernst van de bijwerkingen heeft ook niets te maken met het resultaat van de behandeling. Er zijn middelen die invloed hebben op de algemene gesteldheid. De patiënt kan zich moe en lusteloos voelen, hetgeen kan resulteren in somberheid en het allemaal niet meer zien zitten. Men kan extra prikkelbaar zijn en zich buitengesloten voelen door de omgeving. Het is goed om te weten dat dit soort gevoelens na enige tijd meestal weer vanzelf verdwijnen. Sommige cytostatica tasten het slijmvlies aan. Daardoor kan de patiënt last krijgen van zweertjes in de mond, op de lippen of aan de mondhoeken. Vaak helpt het de mond 4 tot 6 maal per dag te spoelen met kamillethee of gewoon water. Vet regelmatig de lippen in, dan ontstaan er minder snel kloofjes. Zorg verder voor een goed onderhoud van het gebit. In eerste instantie zal de patiënt door de tandarts en mondhygiëniste worden gezien, die adviezen kunnen geven over reiniging van het gebit. Van groot belang is ook dat het roken wordt gestaakt tijdens en na de behandeling om de succeskans te vergroten en de kans op bijwerkingen te verminderen. Veel patiënten krijgen last van misselijkheid en braken. Vaak helpt het ervoor te zorgen geen lege maag  te hebben. Een patiënt kan dan ook beter 6 maal per dag een beetje eten, dan 3 maal per dag een uitgebreide maaltijd. Ook kan de specialist een middel geven dat de misselijkheid tegengaat. Sommige patiënten krijgen last van diarree of verstopping. Verandering van voeding heeft echter nauwelijks invloed op deze bijwerkingen. Als dergelijke klachten aanhouden kan de patiënt het beste zijn arts raadplegen. Verder kunnen cytostatica invloed hebben op de werking van het beenmerg (de aanmaak van witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes), op het haar, op de vruchtbaarheid, op de menstruatie, op de seksualiteit, het zenuwstelsel, het gehoor en de nierfunctie. Tintelingen, gehoorsverlies en infecties kunnen hiervan een symptoom zijn. In het bloed kan de nierfunctie worden gecontroleerd. In sommige gevallen is het nodig de dosis aan te passen of de chemotherapie (tijdelijk) te stoppen. Meer informatie hierover is te vinden in de brochure “Chemotherapie” van KWF Kankerbestrijding. Ook zal de behandelend arts veel voorkomende of te verwachten bijwerkingen met u bespreken. De arts zal laten weten welke klachten of verschijnselen hij graag tijdig van u verneemt, zoals langdurig braken, diarree of obstipatie, blauwe plekken die spontaan optreden, hevige menstruatie, bloed in de ontlasting of urine, aanhoudend bloeden van een wondje, koorts, kortademigheid, huiduitslag, pijnlijke plekjes in de mond, moeite en pijn bij het slikken, een branderig pijnlijk gevoel bij het plassen, tintelingen of verdoofd gevoel in de vingertoppen of tenen en stoornissen in het bewegen van armen en/of benen.

Voeding en Roken

Een goede voeding en het stoppen met roken zorgen voor een zo goed mogelijke conditie en draagt bij aan het herstel van de gezonde cellen, die door de cytostatica worden aangetast.  Goede voeding is voeding die smakelijk is en voldoende vocht en voedingsstoffen bevat. De smaak is echter vaak veranderd tijdens de behandeling. Het is belangrijk tijdens de kuur veel te drinken, omdat er extra afvalstoffen uit het lichaam moeten worden verwijderd. Veel drinken is goed voor de doorstroming van de nieren. Drink dagelijks 10 tot 15 kopjes vocht. Te weinig drinken maakt een ziek, misselijk gevoel erger en kan bijdragen aan een vieze smaak in de mond. Hoe goede voeding voor volwassenen is samengesteld staat ook in de brochure “Goede voeding bij kanker” van KWF Kankerbestrijding (te verkrijgen bij het Voorlichtingscentrum). Voor een persoonlijk voedingsadvies kan elke patiënt terecht bij de diëtist(e) van het ziekenhuis.
Delen van deze tekst zijn ontleend aan de brochure “Chemotherapie” uitgegeven door KWF Kankerbestrijding. Deze brochure kan telefonisch worden besteld bij KWF Kankerbestrijding (0800-022 66 22).