Het plaveiselcelcarcinoom (PCC) vormt ongeveer 10% van alle vormen van huidkanker. Een groot deel ontstaat in het gelaat, de hals en schedelhuid omdat de zonblootstelling daar groot is.
Deze vorm van huidkanker komt vooral voor bij oudere mensen, vanaf de leeftijd van 60 jaar. Een PCC groeit sneller dan het basaalcelcarcinoom. Wanneer een PCC niet behandeld wordt, zaait het zich uiteindelijk wel uit. Meestal zaait de tumor zich eerst uit naar de lymfeklieren in hals en speekselklier (parotis).
Er zijn een aantal factoren die bij het ontstaan en prognose van een PCC een rol spelen:
- blootstelling aan ultraviolette straling. Hiermee is te verklaren dat het PCC vooral optreedt op lichaamsplaatsen die aan de zon worden blootgesteld, zoals het gelaat, de kale schedel, onderarmen en handruggen.
- huidtype, met name type I en II.
- erfelijkheid.
- afweersysteem. Mensen met een verlaagd afweersysteem (bijvoorbeeld AIDS, orgaan-transplantaties) hebben een verhoogd risico op de ontwikkeling van een PCC. Bij deze patiënten groeit de tumor ook vaak aggressiever.
- Tumoren op de neus, oren en rond de mond zijn vaak iets aggressiever
Een plaveiselcelcarcinoom ontstaat vaak uit een premaligne laesie (bijv. actinische keratose). Dit is een huidaandoening die nog geen kanker is (vertoont nog geen dieptegroei), maar dit wel kan worden.
Actinische keratose is een voorbeeld van een premaligne huidafwijking die kan leiden tot een PCC. Het betreffen kleine, veelal ruw aanvoelende verhoornde plekjes van de huid. In deze ruwe plekjes ontstaan rose-rode hoofd-halsbultjes die groeien en bedekt zijn met een schilferkorstje: een plaveiselcelcarcinoom.
Als er bij u sprake is van ruw aanvoelende verhoornde plekjes of langzaam groeiende bultjes in het gelaat, gelaat, op de schedel, onderarmen of handruggen, bezoek dan uw huisarts.
Mocht er een plaveiselcelcarcinoom geconstateerd worden, dan zijn er verschillende behandelmethoden mogelijk. Een goede behandeling voorkomt dat de tumor gaat uitzaaien naar lymfeklieren in de buurt van de tumor. Het plaveiselcelcarcinoom is daarom ook kwaadaardiger dan het basaalcelcarcinoom. Een vroege constatering en behandeling geeft een grote kans op genezing.
TN classificatie
- T1 <2 cm
- T2 >2 cm <=4 cm
- T3 > 4 cm of invasie zenuw, bot (oppervlakkig), Invasie > 6 mm
- T4a diepe bot invasie
- T4b Schedelbasis, wervel lichaam invasie, zenuw invasie in schedelbasis
- N0 geen halskliermetastasen
- N1 enkele meta in hals <3 cm
N2a enkele meta in hals 3-6 cm, geen kapseldoorbraak - N2b multipele ipsilateral metastasen < 6 cm zonder kapseldoorbraak
N2c bilaeale of contralateale metastasen < 6 cm zonder kapseldoorbraak - N3a >6 cm zonder kapseldoorbraak
- N3B: klinische kapseldoorbraak
- Stage I: T1N0
- Stage II: T2N0
- Stage III: T3N0, T1-3N1
- Stage IVa: T1-3N2-3, T4
- Stage IVb: M1
Behandeling van plaveiselcelcarcinoom
De meest toegepaste behandelingen bij een plaveiselcelcarcinoom (PCC) zijn:
- operatie (chirurgie). Er zijn twee soorten chirurgie mogelijk: excisie en Mohs’ micrografische chirurgie
- bestraling (radiotherapie)
- Een combinatie van beide
- Immunotherapie
Bij een plaveiselcelcarcinoom wordt meestal voor een chirurgische behandeling gekozen. Aangezien een PCC iets agressiever is dan een BCC en bovendien meer frequent uitzaait naar de lymfeklieren, is de behandeling meestal iets uitgebreider. Cryochirurgie wordt minder toegepast en vrijwel altijd is een excisie of radiotherapie noodzakelijk.
Om halsklieruitzaaiingen uit te sluiten wordt er meestal een echografie van de hals verricht en zo nodig (indien er uitzaaingen zijn) worden de halsklieren geopereerd (halsklierdissectie en parotidectomie).
Chirurgie
Een bepaalde vorm van chirurgie is ‘excisie’. Dit is het wegsnijden van de tumor onder (meestal plaatselijke) verdoving. Rondom de zichtbare tumor wordt een nog vrije marge afgetekend afhankelijk van het type en de grootte van de tumor. Dit gebeurt omdat de chirurg niet altijd goed kan zien hoever de tumor zich verspreid. In het AVL wordt soms met confocal microscopie de resectierand gemarkeerd door de dermatoloog. De tumor en het omringende weefsel worden opgestuurd naar de patholoog voor controle. Daarna wordt de wond gehecht.
In het laboratorium onderzoekt de patholoog met de microscoop in hoeverre met het weggesneden weefsel de tumor volledig is verwijderd. Afhankelijk van de uitslag van de patholoog zal al dan niet verdere actie ondernomen worden.
Reconstructie
Wanneer er slechts een kleine excisie is verricht, kan het ontstane defect primair worden gesloten. U kunt dan een litteken overhouden. Na excisie worden de hechtingen meestal na 7 dagen verwijderd. De huid heeft ongeveer een jaar nodig om te herstellen. Hoe een litteken er uit gaat zien, kan pas een jaar later vastgesteld worden.
Wanneer er een groter stuk huid moet worden verwijderd, kan het nodig zijn het defect te sluiten met een stukje huid van elders (graft: full thickness of split skin), of kan het soms nodig zijn eerst het weefselonderzoek af te wachten en secundair (in een 2e operatie) het defect te sluiten met een reconstuctieve ingreep (huidplastiek, zwaai- of rotatielap). Voor de neus kan het soms nodig zijn een gesteelde lap vanuit de wang of het voorhoofd toe te passen om het defect weer dicht te maken en goede esthetische resultaten te krijgen. Vaak zijn dan meerdere ingrepen nodig. Op de schedel kan soms, wanneer ook het bot bloot komt te liggen, een stukje bot oppervlakkig worden verwijderd om granulatievorming te induceren en secundair te reconstrueren. Bij grote defecten wordt soms uitgebreide chirurgie met ook vrije gevasculariseerde lappen toegepast.
Mohs’ micrografische chirurgie
Mohs’ micrografische chirurgie is een techniek die vooral geschikt is voor het verwijderen van gecompliceerde huidkanker in het gezicht en vooral bij recidieftumoren.
Mohs’ chirurgie wordt vooral bij basaalcelcarcinomen toegepast, maar incidenteel ook bij plaveiselcel carcinomen die vaak sprieterig groeien. Bij Mohs’ chirurgie wordt de tumor zeer krap verwijderd waarbij zo min mogelijk gezond weefsel wordt opgeofferd. Via direct microscopisch onderzoek tijdens de operatie kan redelijk betrouwbaar worden vastgesteld of alle kankercellen verwijderd zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan worden de resterende huidkankercellen alsnog direct verwijderd. Daarentegen moet bij de ‘standaardmethode’ de patiënt vaak 1 week op de uitslag wachten. Ook kan met vriescoupes tijdens de operatie soms al na een uur een voorlopige uitslag worden verkregen in het AVL. Dan kan een 2e excisie nog in dezelfde operatie plaatsvinden. Het AVL vergadert in een multidisciplinair overleg wekelijks met de Mohs’ kliniek in Amsterdam.
Radiotherapie (bestraling)
Uitwendige bestraling is een plaatselijke behandeling waarbij kankercellen worden vernietigd. Voor radiotherapie wordt meestal gebruik gemaakt van electromagnetische straling van hoge energie, die sterker is dan de straling die gebruikt wordt voor het maken van röntgenfoto’s. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen, en daardoor herstellen beschadigde kankercellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich over het algemeen wel. Bij oppervlakkige tumoren kan meestal met orthovolt straling worden bestraald.
Immunotherapie
Sinds 2019 worden patiënten met uitzaaiingen of zeer uitgebreide plaveiselcel carcinomen van de huid in het AVL ook wel met immunotherapie behandeld in wetenschappelijke protocollen. De resultaten zijn zeer bemoedigend. In 2020 start een nieuwe trial waarbij deze therapie ook wordt toegepast als inductietherapie voor chirurgie.